Wanneer is een wijzigingsbeding oneerlijk?
26 november 2019 - Rien Visscher
Procedures tegen banken blijven interessante rechtspraak opleveren. Een recent voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Hoge Raad van afgelopen vrijdag in een procedure tussen twee stichtingen en ABN AMRO. Daarbij ging het om de vraag of een met de bank overeengekomen wijzigingsbeding kwalificeert als een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn 93/13EEG.
Wat waren de feiten?
In dit geval deed deze vraag zich voor in het kader van de Euribor-hypotheken die door ABN AMRO (en in het verleden door Fortis Bank) aan consumenten was verstrekt. De rente die de consumenten aan ABN AMRO moesten betalen over hun leningen was opgebouwd uit een variabele Euriborrente vermeerderd met een opslag. Toen ABN AMRO eenzijdig met een beroep op een wijzigingsbeding in haar voorwaarden deze opslag verhoogde, startten twee stichtingen een procedure tegen ABN AMRO. Zowel de rechtbank als het hof waren het met de stichtingen eens dat sprake was van een oneerlijk beding. Volgens het hof was het wijzigingsbeding onvoldoende transparant omdat de consument geen goed inzicht kreeg in de opbouw van de opslag en in de betekenis van het beding. Volgens het hof mocht ABN AMRO daarom niet eenzijdig de opslag wijzigen.
Wat oordeelt de Hoge Raad?
Hoewel de Hoge Raad het eens was met het hof dat het wijzigingsbeding onvoldoende transparant was, vernietigde de Hoge Raad toch de uitspraak van het hof. Volgens de Hoge Raad had het hof bij zijn beoordeling van het beding namelijk moeten kijken naar alle omstandigheden van het geval. Dat was niet gebeurd. Het hof had enkel gekeken naar de formulering van het wijzigingsbeding en vervolgens geoordeeld dat het beding oneerlijk was omdat het niet duidelijk geformuleerd was. Het hof had volgens de Hoge Raad echter ook moeten kijken naar de mogelijkheid die de consumenten op grond van andere bedingen hadden om hun leningen zonder kosten om te zetten in een andere rentevorm en/of naar de mogelijkheid om hun leningen op ieder moment boetevrij geheel of gedeeltelijk af te lossen. Volgens de Hoge Raad had het hof ook met deze rechten die de consumenten hadden rekening moeten houden en was dit ten onrechte niet gebeurd. Deze rechten boden aan de consumenten namelijk compensatie voor de nadelige gevolgen van de bevoegdheid van ABN AMRO om op grond van het wijzigingsbeding de opslag te wijzigen. Ook hingen de bedingen waarin deze rechten waren opgenomen samen met de wijzigingsbevoegdheid. Ten onrechte was het hof hieraan voorbijgegaan. ABN AMRO werd daarom door de Hoge Raad in het gelijk gesteld en de zaak werd doorverwezen naar een nieuw hof.
Wat nu?
Het nieuwe hof zal opnieuw moeten onderzoeken of het wijzigingsbeding in de voorwaarden van de bank oneerlijk is en het nieuwe hof zal daarbij alsnog moeten kijken naar alle omstandigheden van het geval ten tijde van het aangaan van de Euribor-hypotheken en niet alleen naar de formulering van het wijzigingsbeding.
Conclusie / Wat heeft u hier aan?
Deze uitspraak laat zien dat voor de vraag of een wijzigingsbeding oneerlijk is ook andere bedingen die de nadelige gevolgen van een wijzigingsbeding compenseren relevant kunnen zijn. In ieder geval mag aan die andere bedingen niet zomaar voorbij worden gegaan en moeten uiteindelijk alle relevante omstandigheden door de rechter in diens beoordeling worden meegewogen.
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54