Voorzie elke pagina van een contract van een paraaf!
27 juni 2019
Een recent door de Hoge Raad behandelde zaak laat zien dat het van groot belang kan zijn om elke overeenkomst van een paraaf te voorzien. Dit voorkomt vervelende (bewijs)rechtelijke discussies.
Op 19 april 2019 heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag aan welke vereisten een overeenkomst, waarin een geldlening is geregeld, dient te voldoen, wil het kunnen worden aangemerkt als een onderhandse akte. In de procedure vorderde één van de partijen betaling van € 150.000. Deze eiser beriep zich op een document met als onderwerp "Persoonlijke lening". Het document bestond uit twee pagina's. Op de eerste pagina was kort gezegd opgenomen dat de wederpartij van de eiser een bedrag van € 150.000 leende. Deze pagina was niet voorzien van een paraaf van partijen. Op de tweede pagina waren de partijnamen opgenomen. Deze pagina was wél voorzien van een paraaf van partijen. De aangesproken partij verweerde zich met de stelling dat de paraaf op pagina 2 weliswaar van hem was, maar dat pagina 1 en pagina 2 niet bij elkaar hoorden. Er zou sprake zijn van “vervalsing” van de eerste pagina. Hij bestreed daarmee de geldlening van € 150.000.
Op grond van de wet levert een onderhandse akte (een door partijen opgemaakt en getekend document) dwingende bewijskracht. Dat wil zeggen dat de rechter de inhoud van het document als juist aanneemt, tenzij de wederpartij anders aantoon. Een tussen partijen opgemaakt contract, waarin een geldlening is neergelegd, kan dan ook een voorbeeld zijn van een onderhandse akte en daarmee dwingende bewijskracht hebben. In de procedure had het hof eerder – met verwijzing naar de wetsgeschiedenis – overwogen dat alleen dwingende bewijskracht toekomt aan hetgeen dat boven de handtekening van partijen staat. Gelet daarop had het hof overwogen dat niet kan worden gezegd dat de eerste pagina van het document, waarop geen enkele paraaf is geplaatst, 'boven' de paraaf op de tweede pagina staat. Met dat oordeel kan het bewijs voor de geldlening niet met het document worden geleverd en is duidelijk dat de eiser een bewijsprobleem heeft.
De Hoge Raad overwoog – anders dan het hof – dat het document wel degelijk een onderhandse akte is en daarmee dus ook dwingende bewijskracht heeft tegen de aangesproken partij. Dit oordeel heeft voor de aangesproken partij vervelende gevolgen, nu hij alsnog in het vervolg van de procedure dient te bewijzen dat de eerste pagina van het document is vervalst. Indien hij hierin niet slaagt, zal de vordering van de eiser (alsnog) worden toegewezen.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt het belang van het paraferen en dateren van ieder blad van een contract inclusief bijlagen. Dit voorkomt discussies zoals in het door de Hoge Raad behandelde geval waarbij een partij betwist dat een contract origineel en authentiek is.
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54