Tijdelijke Experimentenwet Rechtspleging
02 september 2020
Wordt u een gerechtelijke proefkonijn?
Het burgerlijk procesrecht is de afgelopen jaren sterk in ontwikkeling. Hoewel de kwaliteit van de Nederlandse civiele procedure hoog staat aangeschreven, ervaren de deelnemers de procedure in toenemende mate als ingewikkeld, duur en tijdrovend. Het kabinet deelt dat standpunt en geeft aan dat de samenleving, onder invloed van technologische ontwikkelingen en digitalisering, steeds complexer wordt. Dat heeft gevolgen voor de rechtspraak. Het one size fits all-model van het civiele procesrecht voldoet steeds minder en procedures die jarenlang voortslepen, worden minder geaccepteerd. De rechtspraak moet in staat zijn om adequaat te reageren op de wisselende behoeften van mensen en bedrijven. Daarom heeft het kabinet aangegeven de civiele procedure te willen “innoveren”.
In dat kader zijn de wetsvoorstellen de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie en de Wet Netherlands Commercial Court al in werking getreden. Ook de Tijdelijke Experimentenwet Rechtspleging maakt onderdeel uit van het programma ‘Verbetering van het burgerlijk procesrecht’. Deze wet is onlangs door de Eerste Kamer aangenomen en zal naar verwachting op korte termijn in werking treden.
Doel van de wet: experimenteren met rechtspraak
De Tijdelijke Experimentenwet Rechtspleging heeft tot doel om experimenten met innovatieve vormen van rechtspraak te faciliteren. De nader in te vullen experimenten moeten eenvoudige snelle, effectieve en de-escalerende geschilbeslechting bevorderen. Daartoe kan binnen bepaalde grenzen bij algemene maatregel van bestuur tijdelijk worden afgeweken van artikelen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en aanverwante wetgeving. De experimenten zijn uiteraard gebonden aan de fundamentele beginselen van procesrecht en grenzen die voortvloeien uit de Grondwet, voor Nederland geldende verdragen en EU-regelgeving. Verder worden de experimenten door middel van een onafhankelijk onderzoek geëvalueerd. Op basis van de uitkomst daarvan wordt besloten of het experiment aanleiding geeft tot definitieve aanpassing van de wetgeving. Een belangrijk verschil ten opzichte van eerdere experimenten met nieuwe vormen van rechtspraak is dat de instemming van partijen voor deelname aan een experiment niet vereist is. Deelname kan dus worden verplicht.
Experiment met een “MKB-rechter”
Hoewel de precieze invulling van de op basis van deze wet uit te voeren experimenten nog verder moeten worden vormgegeven, zijn daarvoor al wel enkele ideeën geopperd tijdens de parlementaire behandeling. Eén daarvan betreft een experiment met een zogenaamde “MKB-rechter”.
In geschillen tussen ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf bestaat vaak met name behoefte aan een procedure waarin sneller een finale beslissing verkregen kan worden, zodat men weer verder kan met zaken doen. In die gevallen is er veelal behoefte aan een meer feitelijke en een minder complexe en minder juridische aanpak van eenvoudige geschillen. Om aan deze wens tegemoet te komen, zou bijvoorbeeld kunnen worden voorzien in een snelle, eenvoudige procedure, waarbinnen de rechter in samenspraak met partijen probeert het voorliggende geschil zo goed mogelijk en finaal op te lossen.
In een dergelijk experiment zou bijvoorbeeld de rechter een meer actieve rol innemen en gericht zijn op een snelle en praktische oplossing voor een handelsgeschil tussen (MKB-)ondernemers. Eén en ander zou een procedure zonder “complicaties” moeten betreffen om zo de vaart in de procedure te houden. De eiser moet daarom meteen bij de indiening van de zaak zijn bewijsmiddelen overleggen en de verweerder moet dat doen bij zijn verweer. Daarna is er geen gelegenheid meer voor het overleggen van ander bewijs. Er is ook geen gelegenheid voor getuigenverhoor of deskundigenbericht. Als tijdens de procedure blijkt dat dat noodzakelijk is, zal de rechter de zaak verwijzen naar een bodemprocedure. Verder kan gedacht worden aan het verkorten van termijnen, bijvoorbeeld de termijn voor het voeren van verweer of de termijn waarop de zitting wordt gepland.
Of dit experiment ook echt van de grond komt, is nog afwachten. Wel zou dit tegemoet komen aan een belangrijke wens uit de praktijk. Zeker partijen die in de toekomst nog vaker met elkaar te maken hebben, zijn vaak gebaat bij een snelle en relatief eenvoudige beslechting van een geschil.
Tot slot
Het is goed om te zien dat de wetgever tracht om de civiele procedure beter op de wensen van de procesdeelnemers te laten aansluiten. Met deze wet is er een adequaat middel om op veranderende eisen aan de civiele procedure in te spelen. Wel is het de vraag of het wenselijk is dat partijen ongevraagd onderdeel kunnen worden van een experiment ten behoeve van de innovatie van de rechtspraak waarbij van allerhande belangrijke procesrechtelijke beginselen (bijvoorbeeld de lijdelijkheid van de rechter, partijautonomie) kan worden afgeweken. Een belangrijke wens uit de praktijk, een kortere doorlooptijd van procedures, zou wellicht beter op een andere manier kunnen worden gediend. Rechters geven al jaren aan dat de rechtspraak onvoldoende wordt gefinancierd en de werkdruk te hoog is. Wellicht dat hierin ook een deel van de oplossing voor dit probleem is gelegen.
Uiteraard volgen wij de ontwikkelingen op het terrein van het burgerlijk procesrecht op de voet en houden wij u graag op de hoogte van eventuele relevante experimenten op basis van deze wet. Indien u hierover vragen heeft, neem dan vooral contact op met het team Corporate Litigation & Dispute Resolution.
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54