Recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden? Zorg ervoor dat uw vordering voldoende aannemelijk is!
31 juli 2020 - Rien Visscher
Als u een vordering meent te hebben op een wederpartij, maar u kunt die vordering nog niet helemaal rond krijgen omdat een belangrijk bewijsstuk bij u wel bekend is, maar niet in uw bezit, dan biedt de wetgever u de mogelijkheid om (op uw kosten) inzage, afschrift of uittreksel van dit bewijsstuk te vorderen als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden zijn terug te vinden in artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). U zult een rechtmatig belang moeten hebben bij uw vordering. Verder zult u concreet moeten kunnen aangeven waar u precies inzage, afschrift of uittreksel van wilt hebben. Het moet gaan om bepaalde bescheiden. Er mag geen sprake zijn van een “fishing expedition”. Een algemeen recht op inzage bestaat naar Nederlands recht namelijk niet. Verder moet er sprake zijn van een rechtsbetrekking waar u (al dan niet via een rechtsvoorganger) partij bij bent. Aan deze minimale voorwaarden moet in ieder geval zijn voldaan om een beroep te kunnen doen op een recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden.
Uit een recente uitspraak van de Hoge Raad volgt dat uw onderliggende vordering niet hoeft vast te staan om een beroep te kunnen doen op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden. Wel moet uw vordering voldoende aannemelijk zijn. In de zaak die leidde tot de uitspraak van de Hoge Raad stelde een bedrijf dat twee voormalige werknemers waren tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit (inmiddels beëindigde) arbeidsovereenkomsten en ten tweede op een onrechtmatige daad van deze voormalige werknemers, bestaande in het oneerlijk beconcurreren. Volgens de Hoge Raad geldt als maatstaf dat deze vordering (in dit geval dus gebaseerd op een vermeend tekortschieten en/of onrechtmatig handelen) voldoende aannemelijk moet zijn. Deze maatstaf stelt de rechter in staat om een evenwicht te vinden tussen het belang van een eiser om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van een verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die deze exhibitieplicht met zich mee kan brengen. Verder geeft deze maatstaf aan de rechter ruimte om rekening te houden met de aard van het geschil en de overige omstandigheden. Eerder had de Hoge Raad deze maatstaf al gehanteerd bij geschillen omtrent inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en bij het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen, maar uit deze recente uitspraak volgt dat deze maatstaf dus ook geldt bij andere geschillen waarbij inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden wenselijk is. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal gemotiveerd feiten en omstandigheden moeten stellen en met eventueel beschikbaar bewijsmateriaal moeten onderbouwen dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen.
Overweegt u een procedure te beginnen? Of wordt u gedagvaard in een procedure en wilt u meer weten over uw rechtspositie? Graag bieden wij u de benodigde juridische ondersteuning.
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54