Rechtspraak op grond van de franchisewet
17 november 2021 - Maurits Smal
Eerder dit jaar schreven Rien Visscher en ondergetekende al een artikel over de belangrijkste (nieuwe) verplichtingen die uit de Wet Franchise voortvloeien. Een van de nieuwe verplichtingen is de ‘standstill’ periode, waarin de potentiële franchisenemer 4 weken de tijd heeft om op basis van alle informatie te beoordelen of hij wel of niet wil instappen.
In een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland heeft de rechter een voorlopig oordeel gegeven over de vraag of een franchisegever zich gedurende de ‘standstill’ periode mag terugtrekken. Deze uitspraak wordt hieronder kort samengevat.
De wettelijke regeling
Op grond van de Wet Franchise (artikel 7:913 lid 2 BW) dient de franchisegever aan de beoogd franchisenemer onder meer de volgende informatie te verschaffen:
(i) de concept franchiseovereenkomst;
(ii) een overzicht van de financiële verplichtingen van de franchisenemer; en
(iii) informatie over de wijze van overleg tussen franchisegever en franchisenemers.
Daarnaast moet de franchisegever informatie over zijn financiële positie én financiële gegevens met betrekking tot de beoogde locatie van de franchiseonderneming verschaffen. Denk daarbij ook aan historische resultaten en/of benchmarks (7:913 lid 3 BW).
Verder is een verplichting alle informatie die redelijkerwijs relevant kan zijn voor de beoogde franchisenemer te verstrekken (7:913 lid 4 BW).
Daarbij is van belang dat alle verstrekte informatie ten minste vier weken voorafgaand aan ondertekening van de franchiseovereenkomst moet zijn verstrekt aan de beoogde franchisenemer. In de tussenliggende periode mag de concept franchiseovereenkomst niet ten nadele van de franchisenemer worden aangepast, in dat geval gaat er namelijk opnieuw een termijn van vier weken lopen. Verder mogen in die periode nog geen betalingen of investeringen door de franchisenemer worden gedaan. Op deze manier biedt de termijn van beraad de franchisenemer gelegenheid om de ontvangen informatie te bestuderen en daarover zo nodig deskundig advies in te winnen, zonder druk te hoeven ervaren om alvast stappen te zetten vooruitlopend op de verwachte totstandkoming van de franchiseovereenkomst.[1]
De uitspraak van de rechtbank:
In de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland [2] ging het om de vraag of de franchisegever (een bekende pizzaketen) de onderhandelingen met de beoogde franchisenemer mocht afbreken.
Tijdens de standstill periode van 4 weken liet de franchisenemer weten zich niet te kunnen vinden in enkele bepalingen van de verstrekte concept franchiseovereenkomst en bovendien zich het recht voor te behouden om nog meer bezwaren op de toegezonden overeenkomst te uiten. Als reactie hierop heeft de pizzaketen laten weten dat zij geen andere franchiseovereenkomst kan aanbieden en dat het jammer is dat hij geen franchisenemer wil worden op basis van de toegezonden informatie. De franchisegever heeft hierop de onderhandelingen beëindigd omdat er geen vertrouwen meer was in de toekomstige samenwerking. Zij heeft haar aanbod ingetrokken.
Hierna is de franchisenemer teruggekomen op zijn bezwaren. Ondanks de bezwaren zou hij alsnog de overeenkomst zoals aan hem toegezonden willen ondertekenen. Op dat moment was echter al kwaad bloed gezet bij de pizzaketen, die wilde geen samenwerking meer aangaan met de potentiële franchiseondernemer, ook niet tegen de oorspronkelijke voorwaarden. De pizzaketen beriep zich op de volgende afspraak tussen partijen: “De verstrekking van (…) informatie, verplicht partijen op geen enkele wijze om met elkaar een franchiseovereenkomst aan te gaan.”
Omdat partijen er niet uitkwamen is de beoogde franchisenemer naar de kort geding rechter gestapt om af te dwingen dat het aanbod om de franchiseovereenkomst te ondertekenen nog altijd stond.
De rechter oordeelde in het kort geding dat de pizzaketen als beoogd franchisegever niet het aanbod mocht intrekken. De rechter oordeelde dat de pizzaketen geen beroep mocht doen op de geciteerde afspraak dat partijen niet verplicht zijn een franchiseovereenkomst aan te gaan, omdat onduidelijk is of deze vrijblijvendheid echt is overeengekomen tussen partijen. Ook het feit dat de beoogde franchisenemer zich niet constructief had uitgelaten was niet voldoende gegronde reden om de gesprekken rigoureus te beëindigen, zo oordeelde de rechter. Daarbij speelt onder andere mee dat de franchisenemer zijn excuses heeft aangeboden voor de betreffende e-mail, en alsnog akkoord is gegaan met de oorspronkelijk aangeboden voorwaarden.
In dit geval geldt dus dat het aanbod dat aan de beoogde franchisenemer wordt gedaan, tijdens de standstill periode in beginsel niet mag worden ingetrokken. Als de pizzaketen had gewacht tot na afloop van de standstill periode, was dit wellicht anders geweest. Mijns inziens kan een aanbod zoals bedoeld in de Wet Franchise worden geformuleerd als een aanbod dat voor een bepaalde termijn (van minimaal 4 weken) wordt gedaan. Indien een aanbod niet binnen de gestelde termijn wordt aanvaard, dan geldt dat aanbod als vervallen. De pizzaketen was in dat geval wel vrij geweest de gesprekken te staken.
Conclusie:
Tijdens de standstill periode moet een franchisegever in beginsel zijn aanbod tot het aangaan van de franchiseovereenkomst gestand doen. Eventuele bezwaren, opmerkingen en/of afwijzingen van de franchisenemer kunnen er toe leiden dat er geen overeenkomst tot stand komt. Echter, als de franchisenemer voor de afloop van de 4 weken standstill periode alsnog besluit het oorspronkelijke aanbod te accepteren, dan mag de franchisegever zich in beginsel niet terugtrekken. Dit kan alleen als de franchisegever een gegronde reden heeft.
Wellicht was de manier waarop de beoogde franchisenemer zijn bezwaren heeft geuit niet zo handig en was het voor de toekomstige relatie beter geweest als hij dat anders had gedaan. Anderzijds had de franchisegever – als zij anders had gereageerd – onder de verplichte aanbieding van de franchiseovereenkomst kunnen uitkomen.
Hoe dan ook moeten deze partijen met elkaar verder en blijkt uit deze uitspraak dat de bescherming van de (potentiële) franchisenemer op basis van de nieuwe Wet Franchise behoorlijk ver kan strekken.
Vragen over franchise?
Heeft u vragen over de Wet Franchise of wilt u uw franchiseovereenkomst door een gespecialiseerde advocaat laten beoordelen? De sectie Aansprakelijkheid & Contract van DVDW helpt u graag verder.
[1] Memorie van toelichting bij Wet Franchise (35 392, nr 3), p. 8 en 9.
[2] ECLI:NL:RBMNE:2021:2840
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54