Nieuwe wet inzake betalingsuitstel en tegenhouden verhaalsacties
23 december 2020 - Juliette van de Wiel - Bert Winnemuller
Eén van de nieuwste regelingen in de strijd tegen de negatieve financiële effecten van de coronamaatregelen is de Tijdelijke Wet COVID-19 SZW en JenV (hierna: de ‘regeling’). Op grond hiervan kunnen ondernemers bepaalde verhaalsacties door schuldeisers tegenhouden en betalingsuitstel tegen die schuldeisers verkrijgen. De regeling is op 16 december 2020 in werking getreden.
Doel van de regeling
De regeling is bedoeld voor ondernemers die tijdelijk niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, omdat zij door de corona-uitbraak hun onderneming niet zoals gebruikelijk hebben kunnen voortzetten. Het doel is om te voorkomen dat schuldeisers proberen om in die gevallen toch betaling af te dwingen, bijvoorbeeld via de strategie van het indienen van een faillissementsverzoek of door beslaglegging. De regeling bouwt voort op de sinds maart 2020 al bestaande praktijk van rechtbanken om terughoudend te zijn bij het toetsen van faillissements- en beslagverzoeken.
Tegenhouden verhaalsacties
Schuldeisers kunnen normaal gesproken op verschillende manieren proberen om betaling af te dwingen van hun schuldenaar. De drie belangrijkste mogelijkheden zijn:
- het aanvragen van het faillissement van de schuldenaar, vaak met als doel dat de schuldenaar alsnog betaalt om een faillissement te voorkomen;
- het leggen van een conservatoir (bewarend) beslag op goederen van de schuldenaar, met als doel om alsnog betaling af te dwingen of om die goederen veilig te stellen in afwachting van een vonnis in een procedure;
- het verkopen van goederen van de schuldenaar door middel van een executoriaal beslag, om vervolgens uit de executieopbrengst de vordering te voldoen. Dit is alleen mogelijk als de schuldeiser al met succes heeft geprocedeerd tegen de schuldenaar of als hij om een andere reden over een zogenoemde executoriale titel beschikt.
Als een ondernemer wordt geconfronteerd met één of meer van deze drie verhaalsacties, kan hij op grond van de regeling aan de rechtbank verzoeken om:
- in geval van een faillissementsaanvraag: de behandeling van de faillissementsaanvraag voor twee maanden aan te houden (ofwel: uit te stellen). Hij kan dat verzoek in totaal drie keer doen;
- in geval van een conservatoir (bewarend) beslag: het beslag op te heffen;
- in geval van een executoriaal beslag: de executie te schorsen of de opeising van goederen door de schuldeisers te schorsen voor de duur van maximaal twee maanden. Hij kan ook dit verzoek in totaal drie keer doen.
Voorwaarden
De rechtbank moet het verzoek van de ondernemer toewijzen als aan drie voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de ondernemer summierlijk aannemelijk maken dat hij door de corona-uitbraak niet in staat is geweest om zijn onderneming zoals gebruikelijk voort te zetten en daardoor tijdelijk zijn schulden niet kan betalen. Volgens de regeling wordt vermoed dat van een dergelijke situatie sprake is als de ondernemer laat zien dat hij (1) vóór de uitbraak wel voldoende liquide middelen had om zijn schulden te betalen en (2) sinds de uitbraak een omzetverlies van ten minste 20 % heeft geleden. De tweede voorwaarde is dat het vooruitzicht bestaat dat de ondernemer na de termijn voor aanhouding of schorsing weer in staat zal zijn om zijn schuldeisers te betalen. Tot slot mogen de belangen van de betrokken schuldeisers niet onevenredig worden geschaad. De regeling is dus echt alleen bedoeld om ondernemers te helpen die in de kern gezonde bedrijven hebben en die uitsluitend door de corona-uitbraak in de problemen zijn geraakt.
Toewijzing: automatisch uitstel van betaling
Als de rechtbank het verzoek toewijst, betekent dit automatisch dat de schuldenaar uitstel van betaling krijgt. De schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd of die beslag heeft gelegd kan dus (tijdelijk) geen betaling meer afdwingen. Daarnaast mag deze schuldeiser zijn overeenkomst met de ondernemer niet opzeggen op de grond dat de schuldenaar niet betaalt. Hij mag ook niet stoppen met leveren aan de ondernemer.
Het betalingsuitstel geldt alleen voor bestaande schulden. Nieuwe verplichtingen moeten dus wel worden betaald. Daaronder vallen ook nieuwe maandtermijnen die verschuldigd worden bij een lopende overeenkomst, zoals een huurovereenkomst. Het betalingsuitstel betreft bovendien uitsluitend de schuldeiser(s) die het faillissement heeft of hebben aangevraagd. Andere schuldeisers kunnen dus wel nog steeds proberen om betaling af te dwingen.
De ondernemer kan dus niet worden verplicht tot betaling van schulden die ten tijde van het betalingsuitstel al bestonden, maar hij blijft in principe wel bevoegd om dergelijke bestaande schulden te betalen. Om te voorkomen dat een faillissementscurator - als onverhoopt toch een faillissement volgt - die betaling kan terugeisen enkel omdat een schuldeiser wist dat het faillissement was aangevraagd, voorziet de regeling ook in een aanpassing van onder andere de regeling van de faillissementspauliana in de Faillissementswet. Dat neemt niet weg dat het aanbeveling verdient om goed te overwegen welke schuldeisers wel en welke niet worden betaald. Nu er sprake is van een situatie waarin een faillissement dreigt, moet de ondernemer in principe rekening houden met de belangen van al zijn schuldeisers.
Bescherming van de schuldeisers
De regeling grijpt behoorlijk in de positie van de schuldeiser in. Die kan daardoor immers de beschikbare verhaalsmiddelen niet inzetten, terwijl andere schuldeisers dat mogelijk wel doen. De regeling schrijft om die reden voor dat de rechter bij de behandeling van het verzoek de belangen van de schuldeiser moet meewegen en dat hij de schuldeiser moet horen voordat hij een beslissing neemt. Daarnaast kan de rechter zelf maatregelen nemen om de schuldeisersbelangen te beveiligen. Wat voor maatregelen dat zijn, beschrijft de regeling niet. Een andere belangrijke waarborg is dat de ondernemer verplicht is om de rechtbank en de schuldeiser direct op de hoogte te stellen als een andere schuldeiser beslag heeft gelegd. De schuldeiser kan de rechtbank dan vragen om een opgeheven beslag te laten herleven, zodat de schuldeiser aanspraak houdt op de opbrengst van het beslagen goed.
Tot besluit
De nieuwe regeling legt deels een bestaande praktijk vast, maar gaat nog wat verder. Enerzijds is het goed dat de regeling de nodige ademruimte biedt aan ondernemers die door de coronamaatregelen in financiële problemen zijn geraakt en van wie de verwachting is dat zij op termijn weer in staat zullen zijn om hun schuldeisers te betalen. Anderzijds tast de regeling wel de verhaalsrechten van schuldeisers aan. Het is dan ook belangrijk dat rechters goed toetsen wat de oorzaak is van de financiële problemen en of de verwachting bestaat dat de ondernemer binnen afzienbare tijd weer in staat zal zijn om zijn schulden te voldoen. Alleen dan staat de regeling toe dat een schuldeiser pas op de plaats moet maken.
Meer informatie?
Neem contact op met Juliette van de Wiel of Bert Winnemuller.
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54