Na 'herstel' van de arbeidsovereenkomst blijft transitievergoeding behouden
14 februari 2019 - Rob Simons
In eerdere nieuwsbrieven schreven wij al dat het arbeidsprocesrecht door de invoering van de WWZ niet bepaald eenvoudiger is geworden. Met name het hoger beroep in een ontbindingsprocedure kan leiden tot ingewikkelde situaties. Een ontbinding van een arbeidsovereenkomst door de kantonrechter in eerste aanleg kan in hoger beroep door een hof niet meer worden teruggedraaid door de ontbinding te 'vernietigen'. Een hof kan de arbeidsovereenkomst wel 'herstellen' indien het hof van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden. Op het eerste gezicht lijkt het misschien alsof dit op hetzelfde neerkomt, maar dat is zeker niet het geval. Dit is duidelijk geworden uit een beschikking van de Hoge Raad van 25 januari 2019.
De zaak begon eenvoudig. Een werkgever (Stichting Amsta) wilde afscheid nemen van een van haar medewerkers (geboren in 1959, sinds 2008 in dienst) omdat zij onder andere niet tevreden was over het functioneren van deze medewerker. De kantonrechter oordeelde dat inderdaad sprake was van disfunctioneren. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 januari 2017. Aan de werknemer werd daarbij een transitievergoeding toegekend omdat geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Tot zover was er nog niets aan de hand voor de werkgever.
Vervolgens ging de werknemer in hoger beroep, omdat hij vond dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte was ontbonden. Hij verzocht daarbij om herstel van de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht. Het Hof Amsterdam gaf de werknemer op 17 oktober 2017 gelijk. Er was volgens het hof toch geen sprake van een voldragen ontslaggrond. Het hof veroordeelde Amsta om de arbeidsovereenkomst te herstellen, niet met terugwerkende kracht, maar per 1 november 2017. Het hof overwoog daarnaast dat door het herstel de grondslag voor de eerder toegekende transitievergoeding was komen te ontvallen. Het hof gaat er in de beschikking vanuit dat de transitievergoeding door de werknemer wordt terugbetaald aan de werkgever.
De werknemer was dat echter niet van plan en ging in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat een herstel van de arbeidsovereenkomst (met of zonder terugwerkende kracht) de oorspronkelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter niet ongedaan maakt. Een herstel van de arbeidsovereenkomst betekent daarom niet automatisch dat de werknemer verplicht is om de transitievergoeding weer terug te betalen. De werknemer hoeft de transitievergoeding slechts terug te betalen indien hij hiertoe wordt veroordeeld in het kader van een 'voorziening omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst'.
Het lijkt er op dat de werkgever er in deze zaak niet aan heeft gedacht om specifiek om terugbetaling van de transitievergoeding te verzoeken. Of een voorziening tot terugbetaling van de transitievergoeding wel of niet wordt toegekend, kan afhankelijk zijn van de duur van de onderbreking tussen de arbeidsovereenkomsten. Het kan dus gebeuren dat een werknemer de transitievergoeding mag behouden, ondanks dat de arbeidsovereenkomst inmiddels weer is hersteld.
Deze uitspraak wekt misschien verbazing, maar hij past wel in het systeem van de WWZ. Het toont opnieuw aan dat het procesrecht gecompliceerd is en dat een hoger beroep kan leiden tot bijzondere situaties. De zaak wordt nu verder afgehandeld door het Hof Den Haag en zal dus nog een staartje krijgen. De transitievergoeding bedroeg overigens € 8.308,- bruto.
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54