Harde leer voor werkgever: studiekostenbeding wederom te onduidelijk, ex-werknemer hoeft niet zijn volledige studiekosten terug te betalen
06 oktober 2023
Feiten
De werkgever in deze zaak, een arbodienstverlener, heeft onder andere bedrijfsartsen in opleiding in dienst.(1) Deze bedrijfsartsen mogen extern een opleiding tot bedrijfsarts volgen. In de arbeidsovereenkomsten van deze bedrijfsartsen staat een studiekostenbeding. De studiekosten worden in principe door de arbodienstverlener vergoed, maar bij voortijdige of tussentijdse beëindiging van de opleiding mag de arbodienstverlener de gemaakte (en al vergoede) kosten terugvorderen. Van voortijdige of tussentijdse beëindiging is onder andere sprake als de werknemer het dienstverband beëindigt voordat de opleiding met goed gevolg is afgerond.
De werknemer in deze zaak trad op 1 januari 2021 in dienst bij de arbodienstverlener waarbij hij extern de opleiding tot bedrijfsarts volgde. In het overeengekomen studiekostenbeding is opgenomen dat de studiekosten € 56.250,- bedragen en dat deze kunnen worden verhoogd met de kosten van supervisie die de arbodienstverlener maakt. De werknemer mag daarnaast binnen werktijd uren besteden aan de opleiding. Die uren komen ook bovenop het genoemde bedrag aan studiekosten. Het studiekostenbeding bepaalt dat de exacte studiekosten bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst daardoor nog niet bekend zijn en dat de arbodienstverlener aan de werknemer tussentijds op verzoek een overzicht van de actuele studiekosten zal verstrekken.
De werknemer beëindigt zijn arbeidsovereenkomst nog voor de afronding van zijn opleiding en treedt bij een nieuwe werkgever in dienst. De arbodienstverlener stelt dat er op dat moment € 37.873,29 openstaat aan studiekosten, bestaande uit de kosten voor het opleidingsinstituut, voor het volgen van de opleiding tijdens werktijd en voor supervisie (€ 14.646,46).
De nieuwe werkgever vergoedt het openstaande bedrag aan studiekosten, behalve de kosten voor supervisie. De werknemer wil deze kosten evenmin betalen. De zaak komt vervolgens voor de rechter. De werknemer stelt dat hij voorafgaand aan het sluiten van het studiekostenbeding niet duidelijk is geïnformeerd over wat onder supervisie valt, hoeveel tijd hiermee gemoeid zal zijn en welk uurtarief voor supervisie zal worden gehanteerd. Met andere woorden stelt hij dat de ernstige consequenties van het beding niet duidelijk aan hem zijn uiteengezet door de arbodienstverlener en dat hij daarom niet verplicht is om deze kosten terug te betalen.
Toetsingskader
De kantonrechter volgt de werknemer. Een geldig studiekostenbeding kan gesloten worden zolang de scholing niet aangemerkt wordt als verplichte scholing in de zin van artikel 7:611a BW. Daarnaast moet in het studiekostenbeding staan:
(1) over welke periode de werkgever baat heeft bij de door de werknemer verworven kennis door de gevolgde opleiding;
(2) dat de werknemer loon moet terugbetalen indien de arbeidsovereenkomst tijdens of onmiddellijk na afloop van de studieperiode eindigt (de consequenties van het beding);
(3) dat de terugbetalingsverplichting evenredig vermindert naarmate de arbeidsovereenkomst voortduurt, gedurende de onder (1) bedoelde periode (de glijdende schaal).
Uit vaste rechtspraak volgt ook dat van belang is dat de werkgever de ernstige consequenties van het beding duidelijk aan de werknemer uitlegt.(1)
De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van verplichte scholing zodat het studiekostenbeding geldig is. De kantonrechter oordeelt verder dat het studiekostenbeding vooraf aan de werknemer geen duidelijkheid heeft geboden over de hoogte van de supervisiekosten en dat het beding voor de werknemer geen concrete aanknopingspunten biedt om vooraf een inschatting te kunnen maken.
De kantonrechter vindt daardoor dat de arbodienstverlener meer duidelijkheid had kunnen en moeten geven over de hoogte van de kosten. De arbodienstverlener was bekend met het gemiddelde aantal uren aan supervisie per week en het uurtarief dat daarmee gepaard ging. Het lag op de weg van de arbodienstverlener als werkgever om de werknemer zo duidelijk en volledig mogelijk te informeren over de gevolgen van het studiekostenbeding, en dat heeft de arbodienstverlener niet gedaan.
Conclusie kantonrechter
Volgens de kantonrechter hoefde de werknemer er bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst geen rekening mee te houden dat de supervisiekosten in totaal € 14.646,45 zouden bedragen. Daardoor wordt niet aangenomen dat de werknemer heeft ingestemd met deze gevolgen van het beding voor zover het gaat om de supervisiekosten. De werknemer is daarom niet verplicht om deze kosten terug te betalen aan de arbodienstverlener.
Begin van dit jaar ging de arbodienstverlener met precies hetzelfde studiekostenbeding onderuit.(3) Ook toen hoefde de werknemer de volledige supervisiekosten van +/- € 40.000,- niet terug te betalen op grond van dezelfde motivering.
Contact
De bovenstaande uitspraak laat wederom zien dat het voor werkgevers van groot belang is om een studiekostenbeding nauwkeurig te formuleren. De arbeidsrechtadvocaten van DVDW adviseren graag over het studiekostenbeding of andere arbeidsrechtelijke vragen.
(1) Rb. Den Haag 24 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12734.
(2) HR 10 juni 1983 (Muller/Van Opzeeland).
(3) Rb. Overijssel 24 januari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:336.