Duidelijkheid gevraagd aan de Hoge Raad over 'slapende dienstverbanden'
25 april 2019 - Rob Simons
Voor eind 2018 was de algemene lijn in de rechtspraak vrij duidelijk. Hoewel de minister het op deze wijze slapend houden van een dienstverband 'onfatsoenlijk' achtte, oordeelden de rechters dat een werkgever nu eenmaal niet verplicht kon worden de arbeidsovereenkomst met een werknemer te beëindigen. Kortom, het slapend dienstverband werd toegestaan.
Dit veranderde voor het eerst op 27 december 2018. Die dag oordeelde het Scheidsgerecht voor de Gezondheidszorg dat een werkgever van een terminaal zieke werknemer de arbeidsovereenkomst moest beëindigen en daarbij ook de transitievergoeding verschuldigd was. Het ging hier om een vrij specifieke zaak, maar deze uitspraak heeft wel geleid tot nieuwe procedures met verschillende uitkomsten. Zo oordeelde de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2019 ook dat een werkgever gehouden was de arbeidsovereenkomst te beëindigen van een langdurig zieke werknemer, met als gevolg dat de transitievergoeding moest worden betaald. Hierbij nam de rechter mee dat de Wet compensatie transitievergoeding per 1 april 2020 in werking treedt en de werkgever de transitievergoeding dan kan terugvragen. Dat dit nog wel enige tijd op zich laat wachten, maakte dit niet anders volgens de rechter.
Dit oordeel wordt echter niet door alle rechters gedeeld. Zo oordeelde de Rechtbank Limburg op 4 april 2019 bijvoorbeeld nog dat ook de Wet compensatie transitievergoeding werkgevers geen verplichting oplegt om een arbeidsovereenkomst op te zeggen. De arbeidsovereenkomst kon in die zaak dus wél slapend gehouden blijven.
In een andere zaak op 10 april 2019 bij dezelfde Rechtbank Limburg deed de werknemer zelf uitdrukkelijk een 'redelijk voorstel' aan de werkgever tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In oudere arresten van de Hoge Raad is (kort gezegd) geoordeeld dat werknemers over het algemeen positief horen in te gaan op redelijke voorstellen van de werkgever. De werknemer in kwestie betoogde dat dit ook omgekeerd zou moeten gelden en dat de werkgever dus redelijkerwijs zou moeten instemmen met een beëindiging van het dienstverband (en betaling van de transitievergoeding).
Gezien deze stellingen en gelet op de tegenstrijdige uitspraken tot op heden over de slapende dienstverbanden, heeft de Rechtbank Limburg besloten om 'prejudiciële vragen' aan de Hoge Raad te stellen. Dit houdt in dat de rechter aan de Hoge Raad vraagt om duidelijkheid over dit onderwerp.
Zodra de Hoge Raad deze prejudiciële vragen heeft beantwoord zal blijken of het 'slapend dienstverband' nog mogelijk blijft.
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54