De bancaire zorgplicht bij de uitwinning van zekerheden
27 januari 2025 - Eveline Kruisifikx
Indien een bank de algemene bankvoorwaarden van de Nederlandse Vereniging van Banken (‘ABV’) hanteert, legt het zich nadrukkelijk een zorgplicht op, in die zin dat bank zich jegens de kredietnemer verplicht bij haar dienstverlening zorgvuldig te handelen en hierbij zo goed mogelijk rekening te houden met de belangen van de kredietnemer (artikel 2 lid 1 ABV). In de jurisprudentie is daarnaast ook in algemene zin een bijzondere zorgplicht voor banken aangenomen, voortvloeiend uit de bijzondere positie die de bank in het maatschappelijk verkeer inneemt. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval.
Opzegging en opeising van verstrekt krediet
Die bancaire zorgplicht (al dan niet gestoeld op artikel 2 ABV), althans de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 (lid 2) BW, leidt er onder meer toe dat de bank een kredietrelatie niet te lichtvaardig mag beëindigen en een verstrekt krediet niet roekeloos mag opeisen (hetgeen immers tot de ondergang van de kredietnemer zou kunnen leiden). Hoewel de bank op grond van de financieringsovereenkomst en algemene bepalingen (waaronder de ABV) contractueel bevoegd kan zijn de overeenkomst op te zeggen (bijvoorbeeld indien de kredietnemer niet (tijdig) voldoet aan de rente- en/of aflossingsverplichtingen), kan een opzegging, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (HR ING/De Keijzer Beheer).
Uitwinning van zekerheden
Is de opzegging door de bank rechtmatig, dan nog is het oppassen in het opvolgende stadium. Ook in de executiefase dient de bank namelijk zorgvuldig te handelen; zij zal niet te lichtvaardig tot executie over mogen gaan en zij dient een maximale executieopbrengst na te streven, ook bij een overwaarde van het zekerheidsobject. Volgens het gerechtshof 's-Hertogenbosch betekent dit dat hoewel de bank in geval van verzuim aan de zijde van de kredietnemer op grond van haar pand- en/of hypotheekrecht in beginsel het recht van parate executie heeft, de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat zij niet tot executie mag overgaan zonder voorafgaand overleg over voorstellen van de kredietnemer die ertoe strekken een hogere opbrengst voor het te executeren goed te verkrijgen. Het weigeren van zodanig overleg zou kunnen meebrengen dat de bank misbruik maakt van haar recht op parate executie c.q. onrechtmatig handelt jegens de geëxecuteerde, hoewel zulks dient te worden beoordeeld op grond van alle concrete omstandigheden van het geval.
Uitwinning zekerheden tegen te lage verkoopprijs
In dit kader zou een bank aldus achteraf het verwijt kunnen worden gemaakt de aan haar in zekerheid gegeven activa voor een te lage prijs te hebben verkocht, of deze te laat hebben verkocht hetgeen tot een lagere verkoopopbrengst heeft geleid, waardoor de restantschuld van de kredietnemer hoger is dan deze had kunnen zijn. Dit heeft weer gevolgen voor een derde partij (zoals de bestuurder/aandeelhouder of een groepsvennootschap) die zich jegens de bank hoofdelijk of als borg had verbonden en aldus voor de restantschuld wordt aangesproken. Wanneer de bank het verwijt wordt gemaakt de activa voor een te lage prijs te hebben verkocht, dient uiteraard te worden gesteld en aangetoond dat aan de bank plausibele voorstellen zijn gedaan om een hogere verkoopopbrengst te realiseren en dat zij die in de wind heeft geslagen. Het feit dat de verkoopopbrengst in de buurt ligt van de taxatiewaarde zal niet in het voordeel van de kredietnemer werken, zeker indien hij aan die taxatie niet zijn medewerking heeft verleend.
Volgorde uitwinning van zekerheden
Een ander verwijt dat de bank zou kunnen worden gemaakt is dat zij een onjuiste volgorde heeft aangehouden bij het uitwinnen van zekerheden. Dit verwijt wordt nogal eens door een hoofdelijk medeschuldenaar of borg gemaakt, als deze door de bank wordt aangesproken terwijl de bank ook nog zakelijke zekerheden heeft (bijvoorbeeld op onroerend goed of roerende zaken in eigendom van de hoofdschuldenaar). Er is echter geen (ongeschreven) rechtsregel die een bank verplicht een bepaalde volgorde aan te houden en/of om de voor de hoofdelijk medeschuldenaar of borg minst bezwarende wijze van inning van haar vordering te kiezen, dan wel om zich in te spannen te voorkomen dat zij de borg moet aanspreken onder de borgstelling. Partijen kunnen dit uiteraard wel met elkaar afspreken, maar daartoe is een bank niet snel bereid. Desalniettemin geldt ook hier de bancaire zorgplicht en is de uiteindelijke beoordeling van de handelswijze van de bank in een specifieke situatie afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Meer informatie?
Onze experts van de teams Banking & Finance en Herstructurering en Insolventie adviseren u hier graag bij.
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54